BOB DYLAN : ANTWERP 2024 |
||
Disc One (54:39)
Disc Two (57:03)
Label : no label Venue : Lotto Arena, Antwerp, Belgium Recording Date : October 29, 2024 Quality : Audience Recording (A+) Concert Review (Humo) : Het Lotto Arena-concert van Bob Dylan in cijfers, dat is: 100 minuten, 17 songs, zero fucks given. Op z’n 83ste toonde een opvallend vitale Dylan in Antwerpen andermaal dat hij geen hits nodig heeft om een arena bij het nekvel te grijpen, en dat hij ook na meer dan zestig jaar het concept ‘levende legende’ uiterst eigenzinnig invult. Koning Arthur heeft Excalibur, Popeye heeft een blik spinazie, en Bob Dylan heeft een mondharmonica. Twee jaar geleden, in Vorst Nationaal, hield hij zijn superwapen nog op zak tot het uiterste slot van de set, maar nu, in de Lotto Arena, blies hij erop wanneer de goesting ‘m overviel. In het slot van ‘Desolation Row’, bijvoorbeeld, joeg Dylans harmonica een stroomstoot door het uitstekende nieuwe arrangement, dat dreef op roffelende drums en een piano die elegant danste in de bijna zestig jaar oude voetstappen van de gitaarpartij die je hoort op Highway 61 Revisited. Het was Dylan zélf die de toetsen beroerde: met z’n ene hand leunde hij op de vleugelpiano alsof het de bar van een bruine kroeg in een godvergeten stadje was, met de andere liet hij z’n vingers als een veulen over het ivoor springen. Ha, ‘Desolation Row’: al zes decennia lang de vaste verblijfplaats van het mooiste openingscouplet uit de muziekgeschiedenis (“They’re selling postcards of the hanging…”) en anno 2024 nog steeds een warme thuis voor Dylans eigenzinnigheid. En, zo bleek in Antwerpen, voor ’s mans vitaliteit. 83 is hij inmiddels, en slecht te been – dat leunen op de piano doet hij niet enkel voor de show – maar hij bezit nog steeds de attitude van een angry young man. Natuurlijk is er altijd wel iemand naïef genoeg om luidkeels om ‘Blowin’ in the Wind’ te roepen, en in de Lotto Arena was het niet anders. Dylan trekt er zich evenwel geen fluit van aan. “Bob Dylan brengt zijn tijdloze hits als ‘Blowin’ in the Wind’, ‘Knockin’ on Heaven’s Door’ en ‘Like a Rolling Stone’ naar de Lotto Arena in Antwerpen!”, las de promotekst, maar Dylan heeft lak aan promoteksten. Eveneens afwezig: (iets) recentere klassiekers als ‘Tangled Up In Blue’ of ‘Love Sick’. Ruim de helft van de zeventien songs kwamen, net als in Vorst Nationaal twee jaar geleden, uit zijn recentste studioplaat, het uitstekende Rough and Rowdy Ways. En Dylan begon dan wel met ‘All Along The Watchtower’, maar hij en z’n band speelden het in een stekelige versie waarin de tekst over een joker en een thief verstoppertje speelde. Dat Dylans microfoon aanvankelijk te stil stond, hielp niet. “You won’t amount to much, the people all said / ‘Cause I didn’t play guitar behind my head”, zou hij ruim anderhalf uur later zingen in het lekker ruige ‘Goodbye Jimmy Reed’, een uptempo bluessong waarin hij een voorzichtige danspas placeerde. “Never pandered, never acted proud / Never took off my shoes, throw ‘em in the crowd.” Ooit heeft hij zichzelf dan wel omschreven als een song-and-dance-man, maar show verkopen? Dat doet Bob Dylan niet. Als een verstekeling was hij, tussen zijn vier bandleden, het podium opgekomen, om zich dan meteen te verschuilen achter zijn vleugel. De belichting was die van een intieme set in een cafeetje, niet die van een arenaconcert. Laat de songs maar voor zich spreken. Losse pols Gelukkig doén ze dat ook, en zoals zo vaak lijken ze op het moment zelf tot stand te komen – alsof Dylan en z’n vier kompanen ze even uit de losse pols schudden, met een air van ‘We zijn hier nu toch’. ‘When I Paint My Masterpiece’ werd lekker dwars over het melodietje van eendagsvlieg ‘Istanbul (Not Constantinople)’ gedrapeerd, en het oudje ‘It Ain’t Me, Babe’ zou bij andere artiesten een meezingmoment zijn. Niet zo bij Dylan: zijn ritmiek neemt bochten die je niet kunt voorspellen, en hij zingt de woorden alsof ze ‘m op het moment zelf te binnen schieten. Zie ook: het briljante ‘It’s All Over Now, Baby Blue’, goed voor het luidste applaus van de avond. Bassist Tony Garnier, al ruim 35 jaar Dylans rechterhand, bewaakte de melodie uit 1965, terwijl z’n frontman het nummer naar het hier en nu in bracht. Elk concert opnieuw beklimt Dylan een berg aan briljante muziekgeschiedenis, om dan vol in het heden te gaan staan. Zelfs nieuwer werk ontsnapte niet aan de occasionele make-over. Het arrangement van ‘I Contain Multitudes’, de eerste song waarvoor hij vanachter de piano teveoorschijn kwam, raakte nog nauwelijks aan dat van de slechts vier jaar oude studioversie: op een nieuwe groove haalde een achteloze Dylan de crooner in zichzelf naar boven. Niet onbelangrijk: na de aarzelende start klonk de mix kraakhelder, en Dylan was uitstekend bij stem. Nee, een Pavarotti zal hij nooit worden, maar waarom zou je in godsnaam Pavarotti willen worden als je Bob Dylan kunt zijn? Niet dat álles feilloos klonk. ‘My Own Version of You’ werd op een drafje afgehandeld, zonder dat het steigerde of brieste en zonder dat je de tijd had om deze Dylaneske update van het Frankenstein-verhaal liefkozend te aaien. Afsluiter ‘Every Grain Of Sand’ klonk, als het we ons goed herinneren, epischer in Vorst, en ‘I’ve Made Up My Mind To Give Myself To You’ sleepte een beetje, maar niet op de aangrijpende manier van ‘Key West (Philosopher Pirate)’. Misschien was het omdat de romantiek ervan vandaag plaats moet maken voor melancholie. Ook het prachtige ‘Black Rider’ klinkt vandaag overigens weemoediger dan ooit. Zou de leeftijd er toch voor iets tussen zitten? Wel, misschien ook niet. ‘To Be Alone With You’ is ook al een kloeke vijftiger, maar klonk swingender dan we het ooit gehoord hebben: zagen we Bob daar heupwiegen achter de piano? En dan was er nog de jankende gitaar van ‘False Prophet’, een zompige maar ook energieke bluesrocker, waarop de schenenschopper die in 1965 zijn folkpubliek uitdaagde door elektrisch te gaan spelen vast uiterst trots zou zijn. In de brug stuurde Dylan het nummer met dwarse piano-akkoorden een andere richting uit, en zijn band paste zich moeiteloos aan. Bob Dylan blijft onnavolgbaar, behalve voor zijn eigen muzikanten. “You don’t know me, darling / You never would guess / I’m nothing like my ghostly appearance would suggest”, brieste hij nog, en er was geen woord van gelogen. In de Lotto Arena kwam Bob Dylan er ons fijntjes aan herinneren dat hij verre van dood en begraven is. Een mens zou bijna gaan denken dat niet alleen zijn songs over het eeuwige leven beschikken. Of, zoals hij het zelf zong: “I’m first among equals / Second to none / The last of the best / You can bury the rest.” Concert Review (De Standaard) : Een virtuoze muzikant is Bob Dylan nooit geweest. Een begenadigde songschrijver, dat wel, een charismatische performer ook, maar een virtuoze muzikant, dat niet. Niet op gitaar, eigenlijk ook niet – wat we nu schrijven is heiligschennis – op mondharmonica, en al zeker niet op de piano. Niemand nam hem dat ooit kwalijk, hij was immers een begenadigde songschrijver en een charismatische performer. Bovendien viel het nauwelijks op: hij is best een verdienstelijke ritmegitarist, en als hij zich al eens aan een gitaarsolootje waagde, dan verzoop die toch in de klank van zijn begeleidingsgroep, geen erg dus. Maar nu. Sinds enkele jaren verbergt Dylan zich tijdens concerten achter een piano, achteraan op het podium. Dat is tot daar, hij is op een leeftijd gekomen dat we zulks door de vinger zien. Alleen: hij staat voortdurend op die piano te tokkelen, en die zit ook vooraan in de mix van het geluid. Het klinkt alsof een boos kind een speeltje van Fisher Price staat te molesteren. Het is niet om aan te horen, en hij rijdt er al zijn concerten mee in de vernieling. Zo ook gisteren in de Lotto Arena. Wellicht ook in Vorst Nationaal, de vorige keren, maar in die betonnen bunker is de klank zo slecht dat het nooit opviel. In de Lotto Arena kon je elke noot van zijn piano horen. Sommige van die noten waren opdringerig, vele andere overbodig en uit de maat, nog andere heel erg vals. Probeer daar als begeleidingsband maar eens mee om te gaan. Dylans kompanen vergezellen hem al jaren, ze spelen avond na avond dezelfde set, en nog lukt het hen niet een solide basis te leggen onder zijn getingeltangel. Daardoor maakte het concert al slagzij nog voor het goed en wel begonnen was: in openers ‘All along the watchtower’ en ‘It ain’t me, babe’ leek het alsof iedereen een ander nummer stond te spelen. Het werd iets beter bij de nummers uit het recentste album ‘Rough and rowdy ways’, maar echt goed, of zelfs maar aanvaardbaar, werd het nooit. ‘Black rider’ had zijn momenten, ‘False prophet’ ook, en die momenten waren telkens de eerste strofe. Dat komt: Dylan kwam dan even naast zijn piano staan zingen, en als hij naast zijn piano staat, dan kan hij er niet op spelen. Op die momenten klonk de band ineens hecht, zo hecht dat je dacht: neem die man zijn piano af. Maar dan nog. Zelfs op de minst slechte momenten was dit een futloos concert. Af en toe zong Dylan nog eens enthousiast, hij was redelijk bij stem, maar op geen enkel moment hing er magie in de lucht. Er viel geen zweem van speelplezier te bespeuren, er werd geen seconde geïnspireerd, creatief of fantasierijk gemusiceerd. Wacht, er waren twee uitzonderingen: ‘When I paint my masterpiece’ kreeg een bizar, maar amusant Jungle book-arrangement mee, en die skiffle-versie van ‘Desolation row’ had ook wel iets. Maar voor de rest: bloedeloze, minimalistische, repetitieve blueslicks, anderhalf uur lang. En zodra het er ook maar even op leek dat de band een groove zou vinden, kwam Dylan daar met zijn amechtige, houterige, drammerige gehamer op de toetsen doorheen fietsen. Vreselijk. En toch kreeg hij een staande ovatie. Zijn publiek vergeeft hem werkelijk alles. Wij niet. Niet meer. We hebben na ‘Every grain of sand’ niet gewacht op mogelijke bisnummers. We wilden de massa voor zijn op weg naar de auto. Bij de uitgang van de Lotto Arena stond een Dylan-kloon te busken. Toen wij passeerden, zong hij ‘The times they are a-changing’. Die jongen deed dat niet slecht. |